dinsdag 15 januari 2013

Beeldpraat 12. Maria Thijssen over Hoog gebergte

Life is a journey, zei Keats geloof ik, of Yeats, daar wil ik van afwezen. Terwijl je onderweg bent sta je hier meestal niet zo bij stil. Aan het einde weet je pas dat je een reis hebt gemaakt. Dan zwijg je, adem je, en ben je je bewust van het heelal, de draaiende aarde, de tijd. Alsof de knip van de engel ineens ongedaan wordt gemaakt en je ineens alles weer ziet en weet.

Niet dat ik dit uit ervaring vertel, ik weet het uit de literatuur. En ik stel het me zo voor. Soms kom je bij toeval op een plaats waar het plafond van je schedel een stukje omhoog gaat, zodat je je ineens van alles gaat voorstellen. Inspiratie, noemen ze dat.

We komen uit een dicht en donker bos. We klimmen. In de buurt van de boomgrens wordt de lucht steeds ijler. Dan staan we bovenaan een bergpas en kijken er overheen. Een doodstil landschap, twee bergtoppen priemen de lucht in, als de borsten van een geharnaste godin.
We hebben over uitgestrekte vlaktes gelopen, door dorpen waar de hitte de mensen binnen hield, langs de zee, langs machtige fjorden, we hebben de zon op zien komen en onder zien gaan en de kleuren van de nacht gezien. Het hoofd altijd vol van het landschap wijd en zijd.

Nu is er ruimte. Een diep en eeuwig blauw. Er is maar weinig leven op deze plaats en toch is het leven nergens zo indringend prachtig. Hoger kunnen we niet komen, op onze vermoeide benen. Het is het einde van de reis.


Maria Thijssen is dirigent, pianist en schrijver.